Bel ons voor info 0294 - 74 50 70

Nieuws item

Wedden op verkeerde paard als het om industriële woningbouwproductie gaat


Bouwinnovator Marjet Rutten bekijkt jaarlijks de productiecijfers van industrieel vervaardigde woningen. “In 2024 kunnen liefst 40.000 woningen uit de fabriek rollen. Om die reden hoeven wij de kwantiteit niet verder te verhogen…”

Dit jaar worden naar schatting 14.305 industriële woningen vervaardigd, als Marjet Rutten de geprognotiseerde productiecijfers optelt. “Waren het er in 2019 nog 8.920, in 2020 kwamen er 10.338 woningen uit de fabriek. Voor 2021 komen daar naar schatting van de fabrikanten nog eens 4.000 bij. Kijk je naar de huidige productiecapaciteit van huidige en in aanbouw zijnde fabrieken, dan kunnen in 2024 40.000 woningen worden gerealiseerd. Dit zijn dus allemaal fabrieken die er nu al staan of op dit moment worden gebouwd. Diezelfde partijen produceren op dit moment zo’n 14.000 woningen (link naar LinkedIn). Daar zit dus nog meer dan genoeg ruimte. De vraag is dus of we nog meer productiecapaciteit nodig hebben, waarop onder andere de overheid inzet. Overheden denken als oplossingsrichting voor het woningtekort thans vaak aan het stimuleren van (regionale) woningfabrieken. Een advies: Doe het niet!”

Marjet Rutten is beslist groot fan van industriële bouw. “Wat mij betreft kan het zeker een bijdrage leveren aan het terugbrengen van het woningtekort. Meer industriële productie leidt in potentie tot snellere procedure- en bouwtijd, lagere bouwkosten, hogere bouwkwaliteit, schonere bouw en beter voorspelbare energieprestaties. Industrieel geproduceerde woningen hebben daarnaast structureel een lagere milieu-impact en hogere mate van circulariteit dan ‘klassiek’ gerealiseerde woningen. Ook is het een oplossing voor het structurele personeelstekort in de bouwsector. Inzetten op verdere industrialisatie draagt dus bij aan zowel versnelling als verduurzaming. Het is daarom niet zo gek dat de overheid daarop wil inzetten.”

“Maar industriële bouw staat niet op zichzelf,” waarschuwt Marjet Rutten. “De afgelopen tijd ben ik bij een aantal trajecten betrokken geweest waarbij - vooral vanuit de overheid - de vraag werd gesteld: “Hoe kunnen we industriële woningbouw stimuleren?” Die vraag is wat mij betreft verkeerd. De vraag die veel relevanter is: “Hoe kunnen we snel, betaalbare, kwalitatief hoogwaardige woningen realiseren? Wil je in fabrieken investeren, investeer dan in kwalitatieve verbeteringen (zoals digitalisering, robotisering, low carbon materialen etc.), want daar kan nog wel wat gebeuren. Maar niet in de kwantiteit. Het vergroten van de kwantiteit draagt zelfs averechts bij aan de betaalbaarheid. De prijsopbouw van een woning uit de fabriek wordt namelijk mede bepaald door de afschrijving op de investering van de fabriek (hardware + software). De zogenaamde CAPEX. Naarmate er meer woningen uit eenzelfde fabriek komen is de bijdrage aan de fabriek - en daarmee de kostprijs van de woning - lager. Dan blijven vooral de terugkerende kosten zoals de materialen over. De zogenaamde OPEX. Bij traditionele bouw zitten bijna alle kosten in de OPEX. Omdat de investeringen (CAPEX) die gemoeid zijn met state-of the-art fabrieken geen kattenpis zijn, heeft dit veel impact op de kostprijs van woningen uit de fabriek. Tenminste als het volume beperkt is.”

“Het is mijns inziens geen doel op zich dat de hele woning uit één fabriek komt. Net zo goed kan de totale woning een assemblage zijn van oplossingen uit een paar fabrieken. Denk aan complete gevels, complete daken, vloeren, trapelementen en energiemodules. En als ik dan zeg compleet, dan bedoel ik ook compleet. Gevels met ingebouwde WTW units, daken met ingebouwde energieopwek, trapelementen met ingebouwde technische ruimtes, vloeren met ingebouwde energie-opslag etc. etc. Per deeloplossing die we modules noemen blijven er op langere termijn een stuk of 5 verschillende grote aanbieders over in Nederland verwacht ik. Die leveren aan verschillende conceptaanbieders in de nieuwbouw en renovatie. Daarnaast hou je waarschijnlijk nog wat nichespelers die inspelen op kleinere segmenten en nieuwe trends en dan nog traditionele bouwers voor bijzondere projecten. Al met al verwacht ik dus dat niet alle fabrieken die nu worden neergezet de tand des tijds zullen doorstaan. Wel verwacht ik dat veel woningen uit de fabriek gaan komen en vakkrachten voornamelijk worden ingezet in andere segmenten dan de woningnieuwbouw.

Als overheid investeren in nieuwe fabrieken zie ik dus niet als dé oplossing voor het woningtekort. Maar wat dan wel? Hoe zorgen we dan voor snelle realisatie van betaalbare, mooie, duurzame woningen? Ik heb daarvoor elf suggesties. Deze zijn te lezen via deze link.

Ga terug